Hartproblemen bij inspanning?
Preventief
Stel, je begint de middelbare leeftijd te bereiken en bent 45 jaar, en je wilt toch een keer laten nakijken of alles onder de motorkap nog goed werkt. De zogenaamde “APK” van het menselijk lichaam. In zo’n geval is een preventief medisch onderzoek bij Sportgeneeskunde Midden Nederland bij uitstek geschikt. Een minimaal toereikend sportmedisch onderzoek is dan het inspannings- (0f X-) ECG (“hartfilmpje”) te verrichten. Ook als je jonger dan 35 jaar bent kan je je zorgen maken om je hart. Bijvoorbeeld omdat er in je directe familie of vrienden/kennissenkring iemand plots overleden is aan het hart. Vaak is het op die leeftijd dan voldoende om een rust ECG te laten maken waarvoor je uiteraard bij ons ook aan het juiste adres bent.
Zelf ervaren klachten
De sportarts kan ook wat voor je doen als je denkt mogelijk klachten aan het hart te hebben. Bijvoorbeeld overslagen van het hart welke niet duidelijk minder worden tijdens inspanning of een vreemd gevoel voor op de borst of lichtheid in het hoofd die je niet direct aan te weinig eten of hitte kan relateren. Bij klassiekere symptomen zal de huisarts eerder geneigd zijn je rechtstreeks naar een cardioloog te sturen. Bij sporters en ook niet-sporters hoeven klachten van het hart zich niet altijd even specifiek te uiten. Bij sporters zie je nog wel eens dat zuurstofgebrek van de hartspier door vernauwing van de kransslagaders zich als eerste uit door een forse knik in de conditie naar beneden die niet te verklaren is door infectieziekte of minder training. “Ik kwam in de Ardennen altijd als eerste boven in mijn fietsgroepje en kom nu ineens in de middenmoot boven”.
We hebben door middel van het maken van een ECG de mogelijkheid om te zien of er aanwijzingen zijn voor zuurstofgebrek van de hartspier tijdens de inspanningstest en eventueel het optreden van hartritmestoornissen en zo ja welke. En ook of deze wel of geen kwaad kunnen.
Bekende hartaandoeningen
Een andere mogelijkheid om toegang tot de sportarts te zoeken is dat er al een hartaandoening door de cardioloog is vastgesteld maar dat je wilt weten wat je op sportgebied wel en niet mag. De cardioloog geeft wel grofweg aan welke sport wel/niet maar de fysiologische onderbouwing en heel concreet tot welke HF en intensiteit de patiënt mag gaan wordt vaak niet aangegeven.
Je kunt denken aan een patiënt die omleidingen of een dotterbehandeling van de kransslagaders gekregen heeft wegens verstoppingen. Het kan iemand betreffen die nooit eerder aan sport deed maar dat nu wil oppakken. In dat geval moeten we de zones bekijken en daar verstandige trainingsadviezen aan koppelen. Het is ook van belang om te weten of er nog restschade van het hart is omdat er nog onbehandelbare vernauwingen aanwezig zijn of een minder goede pompfunctie van het hart. Dat bepaalt hoe intensief de meest intensieve inspanning wordt en hoe lang we dat verantwoord vinden. We proberen dat ook zo concreet mogelijk weer te geven in hartfreqentiezones. Training met een hartslagband (borst of arm) wordt dan wel geadviseerd.
Het kan ook zijn dat een door de wol geverfde sporter die altijd al 5x per week sportte een dergelijke vernauwing van de kransslagaders oploopt. Het gaat er dan om dat iemand minder intensief moet gaan sporten en daarvoor echt afgeremd moet worden omdat een persoon een te groot vertrouwen in zijn lichaam kan hebben of juist niets meer durft. In het laatste geval kan een inspanningstest gerust stellen en het vertrouwen in het lichaam teruggeven temeer daar er door de functielaborant op de hartfunctie-afdeling de inspanningstest al veel eerder gestopt wordt dan dat de sportieve patiënt zich uitgedaagd voelt.
Ook problemen als wat mag ik doen met een wijdere aorta (hoofdlichaamsslagader) of status na hartklepvervanging. Afhankelijk van klepfunctie en grootte van de linkerkamer en pompfunctie na de ingreep kan de sportarts door zijn specifieke kennis van fysiologie tijdens inspanning inschatten welke bloeddruk over een bepaalde duur in de week hij/zij verantwoord vindt. Het kan ook betekenen dat, door de gegevens van echocardiografie/MRI tijdens de jaarlijkse controle bij de cardioloog te combineren met het voorgeschreven advies dat het afgelopen (half) jaar gegeven is, het trainingsadvies jaarlijks wat bijgesteld gaat worden (naar intensiever of juist naar minder intensief).
Er zijn ook wel hartaandoeningen die door intensief sporten wat eerder kunnen optreden zoals atriumfibrilleren (boezem- of voorkamer “wiebelen”). Het mechanisme is hoogstwaarschijnlijk de verhoogde wandspanning en evt. verbindweefseling van de wand van de voorkamers. Hierdoor komt er een elektrisch circuit op gang dat atriumfibrilleren veroorzaakt. In principe is het aan passen van het aantal trainingsuren per week dan wel aangewezen om het probleem enigszins een halt toe te roepen. Hier kunnen we als sportarts zeker ook een rol in spelen.
In al dit soort gevallen van een bekende hartaandoening is het dus een vereiste ook kennis te hebben van iemands HF zones en is ademgasanalyse, d.w.z. meting van zuurstofopname en koolzuurafgifte met een kapje noodzakelijk.
Bernard te Boekhorst
Sportarts, met daarnaast de afgeronde universitaire studie tot medisch bioloog, inspanningsfysioloog. Voordat Bernard begon aan zijn specialisatie tot sportarts is hij in opleiding geweest tot cardioloog. Bernard heeft als specialisatie duursport (wielrennen, hardlopen en triathlon). Door zijn jarenlange wetenschappelijke onderzoeken en vanuit persoonlijke interesse is Bernard te Boekhorst inmiddels (inter)nationaal toonaangevend op het gebied van hardlopen en cardiologie. Bernard heeft in het verleden 30’45” op de 10 km gelopen en was jarenlang de snelste dokter van Nederland.